5 maart
Psalm 78:1
- Mijn volk, neem mijn onderricht ter ore,
neig uw oor tot de woorden van mijn mond. - Ik wil mijn mond met spreuken opendoen
en van aloude verborgenheden doen overvloeien, - die wij gehoord hebben en weten
en onze vaders ons verteld hebben. - Wij zullen ze niet verbergen voor hun kinderen,
maar aan de volgende generatie
de loffelijke daden van de HEERE vertellen,
Zijn kracht en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft. - Want Hij heeft een getuigenis ingesteld in Jakob,
een wet vastgesteld in Israël;
die heeft Hij onze vaderen geboden
om ze hun kinderen bekend te maken, - opdat de volgende generatie ze zal kennen,
de kinderen die geboren zullen worden,
en zij opstaan en ze weer aan hun kinderen vertellen; - zodat zij hun hoop op God stellen
en Gods daden niet vergeten,
maar Zijn geboden in acht nemen, - en niet worden als hun vaderen:
een opstandige en ongehoorzame generatie,
een generatie die zijn hart niet richtte op God
en van wie de geest niet trouw was aan God. - De zonen van Efraïm, gewapende boogschutters,
keerden om op de dag van de strijd. - Zij namen Gods verbond niet in acht
en weigerden te wandelen in Zijn wet. - Zij vergaten Zijn daden
en Zijn wonderen, die Hij hun had laten zien. - Voor de ogen van hun vaderen had Hij wonderen gedaan
in het land Egypte, in het gebied van Zoan. - Hij spleet de zee doormidden en deed hen erdoor gaan,
de wateren deed Hij rechtop staan als een dam. - Hij leidde hen overdag met een wolk,
de hele nacht met een lichtend vuur. - Hij spleet de rotsen doormidden in de woestijn
en liet hen overvloedig drinken als uit diepe wateren. - Want Hij bracht stromen voort uit de rots
en deed water neerstorten als rivieren. - Toch gingen zij door met tegen Hem te zondigen:
zij tergden de Allerhoogste in de dorre wildernis. - Zij stelden God in hun hart op de proef:
zij vroegen om voedsel, overeenkomstig hun verlangen. - Zij spraken tegen God en zeiden:
Zou God een tafel gereed kunnen maken in de woestijn? - Zie, Hij heeft de rots geslagen,
zodat er water uitvloeide
en er beken overvloedig uitstroomden.
Zou Hij ook brood kunnen geven?
Zou Hij Zijn volk van vlees kunnen voorzien? - Daarom hoorde de HEERE het en werd verbolgen;
een vuur ontstak tegen Jakob,
ja, toorn laaide op tegen Israël. - Want zij geloofden niet in God
en vertrouwden niet op Zijn heil. - Hij gebood de wolken daarboven
en opende de deuren van de hemel: - Hij liet manna op hen regenen om te eten
en gaf hun hemels koren. - Eenieder at het brood van de machtigen;
Hij zond hun proviand tot verzadiging toe. - Hij deed de oostenwind opsteken langs de hemel
en voerde door Zijn macht de zuidenwind aan. - Hij liet vlees op hen regenen als stof
en gevleugelde vogels als zand van de zee. - Hij deed het vallen midden in Zijn kamp,
rondom Zijn woningen. - Toen aten zij en werden volop verzadigd,
omdat Hij hun bracht wat zij begeerden. - Zij waren van hun begeerte nog niet bekomen,
hun voedsel was nog in hun mond, - of Gods toorn laaide tegen hen op:
Hij doodde de welgedane mensen onder hen
en velde de besten van Israël neer. - Ondanks dit alles zondigden zij nog
en geloofden zij niet door middel van Zijn wonderen. - Daarom deed Hij hun dagen vergaan in vergankelijkheid,
en hun jaren in verschrikking. - Wanneer Hij hen doodde, vroegen zij naar Hem
en keerden terug en zochten God ernstig. - Dan dachten zij eraan dat God hun rots was
en God, de Allerhoogste, hun Verlosser. - Maar zij vleiden Hem met hun mond
en logen tegen Hem met hun tong. - Want hun hart was niet standvastig bij Hem,
en zij waren niet trouw aan Zijn verbond. - Maar Hij was barmhartig en verzoende de ongerechtigheid,
Hij richtte hen niet te gronde,
maar wendde dikwijls Zijn toorn af,
en wekte Zijn volle grimmigheid niet op. - Hij dacht eraan dat zij broze schepselen waren,
een windvlaag, die gaat en niet terugkeert. - Hoe vaak tergden zij Hem in de woestijn,
bedroefden zij Hem in de wildernis! - Want telkens weer stelden zij God op de proef
en beperkten de Heilige van Israël. - Zij dachten niet meer aan Zijn machtige hand,
aan de dag dat Hij hen van de tegenstander verloste, - toen Hij Zijn tekenen verrichtte in Egypte
en Zijn wonderen in het gebied van Zoan. - Hun rivieren veranderde Hij in bloed,
en ook hun stromen, zodat zij niet konden drinken. - Hij zond steekvliegen onder hen, die hen verteerden,
en kikkers, die hen te gronde richtten. - Hij gaf hun gewas aan de zwermsprinkhaan,
aan de veldsprinkhaan hun opbrengst. - Hij doodde hun wijnstok door de hagel,
hun wilde vijgenbomen door grote hagelstenen. - Ook leverde Hij hun dieren aan de hagel over,
hun vee aan de vurige bliksemflitsen. - Hij zond Zijn brandende toorn op hen af,
verbolgenheid, gramschap, benauwdheid,
Hij zond een menigte boden van rampen. - Hij baande een pad voor Zijn toorn,
Hij ontrukte hun ziel niet aan de dood,
Ex. 9:6hun dieren leverde Hij over aan de pest. - Hij trof al het eerstgeborene in Egypte,
de eerste vruchten van de mannelijke kracht in de tenten van Cham. - Hij liet Zijn volk als schapen wegtrekken
en leidde hen als een kudde door de woestijn. - Ja, Hij leidde hen veilig, zodat zij niet angstig waren,
want de zee had hun vijanden bedolven. - Hij bracht hen naar Zijn heilig grondgebied,
naar deze berg, die Zijn rechterhand verworven had. - Hij verdreef de heidenvolken voor hun ogen,
verdeelde hun erfelijk bezit door een meetsnoer
en deed de stammen van Israël in hun tenten wonen. - Maar zij stelden God, de Allerhoogste, op de proef en tergden Hem,
en namen Zijn getuigenissen niet in acht. - Zij werden afkerig en handelden trouweloos, zoals hun vaders,
zij keerden zich om als een bedrieglijke boog. - Zij verwekten Hem tot toorn door hun offerhoogten,
verwekten Hem tot na-ijver door hun afgodsbeelden. - God hoorde het en werd verbolgen,
Hij verachtte Israël zeer. - Daarom verliet Hij de tabernakel te Silo,
de tent waarin Hij woonde onder de mensen. - Hij gaf Zijn macht over in gevangenschap,
Zijn luister in de hand van de tegenstander. - Hij leverde Zijn volk over aan het zwaard
en werd verbolgen op Zijn eigendom. - Het vuur verteerde hun jongemannen,
hun jonge vrouwen werden niet geprezen. - Hun priesters vielen door het zwaard,
hun weduwen weenden niet. - Toen ontwaakte de Heere als iemand die slaapt,
als een held die juicht van de wijn. - Hij sloeg Zijn tegenstanders vanachter,
Hij deed hun voor eeuwig smaad aan. - Hij verwierp de tent van Jozef,
de stam Efraïm verkoos Hij niet. - Maar Hij verkoos de stam Juda,
de berg Sion, die Hij liefhad. - Hij bouwde Zijn heiligdom, als hoogten,
en vast als de aarde, die Hij voor eeuwig grondvestte. - Hij verkoos Zijn dienaar David
en haalde hem bij de schaapskooien vandaan. - Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen
om te weiden Jakob, Zijn volk,
en Israël, Zijn eigendom. - Hij heeft hen geweid met een oprecht hart
en hen geleid met zeer bekwame hand.